ROTTERDAM – De Rotterdamse haven is steeds meer speelterrein van grote, kapitaalkrachtige groepen uit China en het Midden-Oosten of supermultinationals als A.P.Möller/Maersk, Shell, Vopak en BP. Maar als je denkt dat alles in buitenlandse handen valt, ziet een Nederlands familiebedrijf toch weer kans om zich boven het maaiveld uit te worstelen.
Zo opende André Kramer vorig jaar op de Maasvlakte een eigen terminal voor feeders (containerkustvaarders) en barges (binnenvaartschepen). Daarmee komt een droom uit van de in de jaren zestig door vader Marcel (74) opgezette Kramer Group: ,,Onze droom was om ooit weer stuwadoor (havenoverslagbedrijf,red.) te worden zoals toen op de Botlek,’’ vertelt André Kramer in zijn kantoor op de terminal aan de Hartelhaven. Gisteravond werd hij tijdens de traditionele rondvaart met Havenmannen van vorige edities gehuldigd tot Havenman 2007.Met de Botlek doelt zoon André op het stuwadoorsbedrijf Kramer-Botlek dat medio jaren ’90 moest worden verkocht. De Kramers reorganiseerden hun bedrijf toen terug tot waar ze begin jaren ’60 mee waren begonnen, het schoonmaken, repareren en opslaan van containers. Dat was vanuit het in de jaren ’60 door Marcel Kramer in Delfshaven opgezette glazenwassersbedrijf. ,,Als het regende wilde niemand z’n ramen laten lappen. Hij werd toen gevraagd of hij niet ook containers kon schoonspuiten. Vervolgens kwam ook het repareren erbij.’’
Hij deed dat voor containerbedrijven als ACL en ECT. Dat ging zo goed dat hij ook een eigen stuwadoorsbedrijf kon beginnen in de Botlek, Kramer-Botlek, op de plek die nu in gebruik is bij Steinweg. André: ,,Kramer was toen al een redelijke stuwadoor op een terrein van 30 hectare met een overlag van 260.000 teu (teu is de maat van een standaardcontainer, red.). Maar door mismanagement is het met dat bedrijf niet goed afgelopen.’’ In 1983 was Marcel Kramer het belastingregime in Nederland beu en verhuisde naar het Britse Kanaaleiland Jersey. ,,Vader verdiende goed en vond de verhoudingen niet meer redelijk.’’
Zoals veel havenbaronnen de grens overtrokken en bijvoorbeeld in België wonen. ,,Dat was op mijn 8ste. Mijn vader stuurde mij naar kostschool. Dat was de enige manier om heel snel Engels te leren.’’ In 1993, hij was toen 20, keerde hij terug naar Rotterdam en ging wonen boven het kantoor van het bedrijf aan de Ophemertstraat. ,,Ik heb het vak geleerd door gewoon met iedereen mee te lopen en gewoon van onderaf te beginnen, op de heftruck, de kraan, aan de balie. Ik heb een stevige leerschool gehad. Dat ik het bedrijf van vader zou overnemen was nooit vooropgezet.
Maar het bevalt goed, het is hartstikke leuk werk. En ik heb nu eenmaal niet het postuur van een profvoetballer,’’ zegt Kramer jr. Maar is het niet lastig om je vaders bedrijf voort te zetten? Kramer jr.: ,,Mijn vader is wel zo’n type dat, als hij mij niet geschikt had bevonden, mij niet op deze plek had laten zitten.’’ Toen André in het bedrijf kwam, ging het ook weer bergopwaarts. De containeroverslag groeide en dus nam de behoefte aan het werk van Kramer toe. De opening van de Rotterdam Container Terminal vergde een investering van circa 30 miljoen euro. Een forse opgave voor een familiebedrijf. ,,Veertig procent is eigen vermogen en de rest komt van buiten,’’ zegt Kramer hierover.
Storm loopt het nog niet op de RCT. ,,We draaien nu op 20 procent van de capaciteit (300.000 containers). Aan het eind van het jaar hopen we op eenderde te zitten.’’ Als kleine dienstverlener doet Kramer dat waar de groten niet aan toe komen. Bijvoorbeeld het verslepen van containers die in Antwerpen en Amsterdam aankomen maar in Rotterdam weer worden opgehaald of andersom. Dus heeft de RCT inmiddels shuttlediensten met binnenvaartschepen tussen Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen. Ook qua personeel zit er weer groei in. ,,we zitten nu aan de 75, 25 meer dan toen we hier begonnen en er komen er nog wel 25 bij. We zijn nog steeds aan het werven.’’ De titel Havenman ziet hij vooral als een bekroning voor het werk van de Kramer Group. ,,Voor wat we met z’n allen hebben bereikt. En naturlijk is het ook de bekroning op het werk van mijn vader. Zonder wat hij heeft neergezet waren we ’t nooit geworden.’’